Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9985

Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707610/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland (hierna: het college) aan Sion een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een tuinbouwbedrijf voor bedekte teelt aan de Zijtwende 55 te De Lier. Dit besluit is op 21 september 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200707610/1. Datum uitspraak: 13 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland (hierna: het college) aan Sion een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een tuinbouwbedrijf voor bedekte teelt aan de Zijtwende 55 te De Lier. Dit besluit is op 21 september 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft, en door ing. E.H.A. de Beer, en het college, vertegenwoordigd door ing. H.D. Verhey en drs. M.M. Matthijsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] vreest geluidhinder vanwege de aanwezigheid van de warmtekrachtkoppelinginstallaties van de inrichting in de nabijheid van zijn woning. De in de vergunningvoorschriften opgenomen grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn volgens hem niet toereikend. In dit verband voert hij aan dat het college is uitgegaan van een onjuiste gebiedstypering en ten onrechte heeft nagelaten aansluiting te zoeken bij het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Bovendien zijn de gestelde geluidgrenswaarden hoger dan noodzakelijk is voor de aangevraagde activiteiten, aldus [appellant]. 2.1.1. In vergunningvoorschrift 1.1.1 zijn grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van een aantal woningen van derden gesteld van 50, 45 en 38 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. 2.1.2. Voor de beoordeling van geluidhinder heeft het college in eerste instantie de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna: de Handreiking) tot uitgangspunt genomen. Daarbij heeft het college aansluiting gezocht bij de in de Handreiking voor een woonwijk in de stad opgenomen richtwaarden van 50, 45 en 40 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Deze waarden passen naar het oordeel van het college het best bij de omgeving van de inrichting, die volgens het college vanwege de omvangrijke aanwezigheid van glastuinbouwbedrijven moet worden getypeerd als een semi-industrieterrein. Het college heeft daarnaast het referentieniveau van het omgevingsgeluid, dat is geschat op 40, 40 en 35 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode, bij de beoordeling betrokken. Op grond van een afweging van het belang van Sion en het belang van omwonenden, bij welke afweging ook de geluidnormen van het Besluit glastuinbouw en het feitelijke achtergrondgeluid in (verschillende delen van) de nachtperiode zijn betrokken, is het college gekomen tot de in voorschrift 1.1.1 gestelde grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. 2.1.3. In de Handreiking staan richtwaarden vermeld die zijn gerelateerd aan de aard van de woonomgeving en die als uitgangspunt worden gehanteerd bij het stellen van geluidgrenswaarden. Overschrijding van de richtwaarden is mogelijk tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Overschrijding van het referentieniveau tot een maximum van 55 dB(A) kan in sommige gevallen aanvaardbaar worden geacht op grond van een bestuurlijk afwegingsproces waarbij de geluidbestrijdingskosten een belangrijke rol spelen. 2.1.4. De inrichting is gelegen in het buitengebied van Westland. Naar het oordeel van de Afdeling is dit een landelijke omgeving als bedoeld in de Handreiking. Dat in de omgeving op grote schaal glastuinbouwbedrijven aanwezig zijn, maakt dit niet anders. Voor een landelijke omgeving zijn in de Handreiking richtwaarden vermeld van 40, 35 en 30 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. De door het college gestelde grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn hoger dan deze richtwaarden en hoger dan het geschatte referentieniveau van het omgevingsgeluid. Overschrijding van richtwaarden en referentieniveau is volgens de Handreiking mogelijk op grond van een bestuurlijke afweging waarbij de geluidbestrijdingskosten een belangrijke rol spelen. Vaststaat dat de in voorschrift 1.1.1 gestelde grenswaarden hoger zijn dan hetgeen nodig is voor de aangevraagde activiteiten. Derhalve kunnen geluidbestrijdingskosten geen aanleiding geven tot deze waarden. De in voorschrift 1.1.1 gestelde grenswaarden zijn dan ook niet in overeenstemming met de door het college bij de beoordeling van geluidhinder mede tot uitgangspunt genomen Handreiking. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd waarom in zoverre is afgeweken van de Handreiking. Voor zover het college heeft gesteld dat met de ruimere normstelling is beoogd uitbreiding van de inrichting in de toekomst mogelijk te maken, heeft het college zijn beoordeling ten onrechte niet gebaseerd op hetgeen is aangevraagd. De stelling van het college dat beoogd is zo veel mogelijk aan te sluiten bij de normstelling van het Besluit glastuinbouw vormt evenmin een draagkrachtige motivering voor het opnemen van hogere grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau dan nodig is voor de vergunde activiteiten. Het bestreden besluit berust in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering. 2.2. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. 2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland van 18 september 2007; III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Westland aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV. gelast dat de gemeente Westland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en drs. H. Borstlap, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Van Grinsven voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008 462.